maandag 15 oktober 2012

Staking bij de fabriek, omstreden verandering

In het artikel De dam van de knecht, het mijn van de baas is te lezen dat er in het midden van de negentiende eeuw in de Waalwijkse nijverheid nog geen grote kloof bestond tussen de baas en zijn knechten. Dit veranderde echter drastisch toen de machine haar intrede deed in het werkproces. Binnen een enkele generatie nestelden sommige schoenmakersbazen zich tussen de Waalwijkse elite.

Het pand van de Koninklijke Stoomschoenenfabriek A.H. van Schijndel
aan de Waalwijkse Stationsstraat. Een aantal jaren geleden werd nog hard
gewerkt aan de verbouwing van het pand waarin appartementen zijn gekomen.
Alhoewel veel is gesloopt aan de achterkant van de oude fabriek, is deze
monumentale voorgevel gespaard gebleven.
Gewijzigde verhoudingen
Fabrikanten maakten de stap van thuiswerk naar machinale produktie en de afstand tussen de baas en zijn knechten werd vergroot. Van de gilden, waarbij ook altijd de arbeiders zich aansloten, waren de meeste fabrikanten tegen die tijd al een langere periode geen lid meer.

Afstand kwam er in deze jaren ook tussen de fabrikanten en de kerk. De Waalwijkse pastoors, die altijd veel invloed hadden gehad op het wel en wee van alle Waalwijkers, hadden zich volgens de 'nieuwe rijken' niet te bemoeien met zaken die zich binnen hun fabrieken afspeelden.

Ook van het in die tijd opkomende socialisme moesten de fabrikanten niets hebben. Nu stond Waalwijk in die tijd toch al bekend als een katholiek bolwerk tussen protestantse dorpen als Besoijen en Sprang. Onder invloed van de Waalwijkse geestelijken werd zo in 1900 nog de socialistische voorman Pieter Jelles Troelstra Waalwijk uitgejoeld. Toch kregen ook in Waalwijk de nieuwe gedachten van ditzelfde socialisme steeds meer aanhang: er werd een Rooms Katholieke Werkliedenvereniging opgericht. Dit alles natuurlijk zeer tegen de zin van de fabrikanten, die de arbeiders niet graag mondig zagen worden.

Antoon van schijndel
Deze ontwikkelingen gingen zeker ook op voor Antoon van Schijndel, oprichter van de Koninklijke Stoomschoenenfabriek A.H. van Schijndel. Van Schijndel werd in sommige kringen geroemd om zijn vooruitstrevende ondernemersschap, maar werd door vele Waalwijkers vooral gezien als de autoritaire fabrieksbaas. Door de vele buitenlandse contacten die hij had, kon hij slechts weinig begrip opbrengen voor het in zijn ogen bekrompen, Waalwijkse milieu. Als baas verwachtte hij in ruil voor een goed loon dan ook een ijzeren discipline. In een klimaat waarin arbeiders steeds meer op zouden komen voor de eigen rechten, kon een conflict dan ook niet uitblijven.

De fabriek van Van Schijndel, waar rond 1910 al zo'n 152 arbeiders de kost verdienden, werd de grootste van Waalwijk, vooral zo geworden door de vele luxe schoenen die aan het buitenland verkocht konden worden.

Een kijkje binnenin de schoenenfabriek van Van Schijndel in 1925
Geheel links op de foto met pet is Antoon van Schijndel te zien

Antoon van Schijndel werkte onder het motto "eerst het geld, dan het geloof" en handelde daar dan ook naar. Hij vroeg bijvoorbeeld geen toestemming aan de pastoors om arbeiders op katholieke feestdagen te laten werken, waaruit direct zijn mening over de geestelijkheid naar voren kwam. Met de plaatselijke pastoors stond hij dan ook op gespannen voet.

Op de spits
Alhoewel grote sociale onrust binnen de meeste fabrieken uitbleef, voornamelijk omdat de meeste fabrikanten weer op goede voet wilden staan met de kerkelijke vertegenwoordigers in Waalwijk, gold dit zeer zeker niet voor Van Schijndel. Integendeel, zijn dochter trouwde zelfs met een welgestelde protestant!

A.H. van schijndel
geportretteerd door de Waalwijkse schilder
Theo van Delft (1883-1967)
Toch ook kreeg de vakbond onder zijn werknemers steeds meer leden, niet in de laatste plaats na het oprichten van een bond speciaal voor alle vrouwelijke werkneemsters. In die tijd waren veel vrouwen wel verplicht om mee te helpen de kost te verdienen door bijvoorbeeld als stikster te werken in één van de vele schoenenfabrieken in de Langstraat.

Toen de morele druk die Van Schijndel legde op zijn werknemers en werkneemsters niet hielp, ontnam hij hen de jaarlijkse opslag wanneer zij hun lidmaatschap van de bond niet wensten te beëindigen. De vakbond, die na de vele klachten over hem Van Schijndel vroeg de pesterijen te stoppen, reageerde echter met stomheid geslagen toen de bij de fabriek werkende leden te horen kregen dat zij zich bij de bond uit dienden te laten schrijven omdat anders ontslag zou volgen. Slechts door de tussenkomst van enkele bemiddelaars liep het conflict niet geheel uit de hand.

Staking!
Toch bleef Van Schijndel bij hem op de loonrol voorkomende vakbondsleden tegenwerken. Toen een stikster in 1910 een onredelijke boete kreeg toebedeeld door de baas, leidde dit dan ook tot een spontane staking door alle arbeiders die aangesloten waren bij de bond. De staking werd door de Lederbewerkersbond gesteund en zou een ware uitputtingsslag worden tussen hen en Antoon van Schijndel.

Tijdens de staking bij de fabriek van Van Schijndel in 1910
verzamelden zich vele Waalwijkers op de Markt

Voor de stakers werden inzamelingen gehouden en zij kregen hiernaast ook hulp van de bond, maar de staking liep uit op een mislukking toen bleek dat Van Schijndel persoonlijk dit alles koud liet. De 72 opengevallen plaatsen vulde hij op met nieuwe, protestantse arbeiders en arbeidsters die hij voornamelijk uit Sprang, Capelle en Besoyen haalde. Een klein jaar later draaide de fabriek weer alsof er zich nooit een staking had voorgedaan.

Veel van de stakers vonden gelukkig ook een nieuwe baan en de staking werd omgezet in een boycot. Vijf jaren later nog werd een vakbondslid gedwongen zichzelf uit te laten schrijven als lid nadat hij bij de fabriek van Van Schijndel had gesolliciteerd.

Hierna werd het wat rustiger rond de fabriek van Van Schijndel. Toch bleef er rond het pand altijd een waas van dit stukje verleden hangen en kon Van Schijndel jaren later nog niet rekenen op de sympathie van vele Waalwijkers.

De geschiedenis van de fabriek vervolgt als die van zovele andere Waalwijkse schoenenfabrieken. Tot de jaren zestig schommelde de economie tussen bloeiperiodes en enkele crises. In 1965 moest de fabriek, bijna als eerste in een lange rij, dan toch haar poorten sluiten. De bloeiperiode van de leerindustrie in de Langstraat was hiermee definitief voorbij.

Bronnen
  • J.M.C. Didden en M. Swarts, Driekwart eeuw provinciestad, Waalwijk 1920-1995 (Drunen 1995)
  • J.D.J. van Oss, Sint Jan Waalwijk, Acht eeuwen geschiedenis (Waalwijk 1994) (afbeeldingen)

Geen opmerkingen:

Een reactie posten